Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [3]goede zal [4]een welgevallen trekken [5]van den HEERE; maar een man van [6]schandelijke verdichtselen zal [7]Hij [8]verdoemen. 3. Dat is, die tot het goede genegen is en het doet. 4. Zie boven, hfdst.8 vs.35. 5. Dat is, die boosheid verzint en voorneemt in zijn hart, of ook metterdaad uitvoert. Vergelijk Ps.5:7. 6. Het Hebreeuwse woord is hier in het kwade genomen. Zie van hetzelve Job 21:27; idem vergelijk onder hfdst.14 vs.17. 7. Namelijk, de Heere. 8. Dat is, verklaren goddeloos te zijn en strafwaardig. Zie van het Hebreeuwse woord Deut.25:1, en Job 10:2.